
SIMEON NIJENHUIS
https://www.simeonnijenhuis.nl
In het atelier van Simeon Nijenhuis hangt een stilleven van een Chinees
schaaltje met druiven. Een favoriet onderwerp van me, druiven zijn zo
prachtig teer en transparant. Overal in het atelier staan stillevens
uitgestald. Aan sommige kom ik niet eens toe, ik ben nogal impulsief. Als
er een idee bij me opkomt wil ik meteen weten hoe het eruit ziet. Zo ben ik
vaak met tien schilderijen tegelijk bezig.

Simeon Nijenhuis
Ik ben rond 99 gaan schilderen. Dat was voor mensen die me kenden
van mijn etsen wel verrassend. Maar ik ben tamelijk cyclisch ingesteld: iets
houdt me een bepaalde tijd non-stop bezig en daarna komt er meestal iets
nieuws. Toen ik met mijn ets van de zee bezig was, heb ik de tentoonstelling
De lof der zeevaart in Boymans bezocht en daar ontstond het idee om
te gaan schilderen. Ik besefte namelijk dat ik er met een onderwerp als de zee
niet kwam met de lineaire benadering die zo vanzelfsprekend hoorde bij het
etsen. Maar die zachte grijstinten van die 17e-eeuwse zeeschilders vond ik
ongelofelijk. Dat wou ik ook!'
...die zachte grijstinten van de 17e-eeuwse zeeschilders vond ik
ongelofelijk...
'Aanvankelijk probeerde ik het toch nog met kleuretsen, maar dat was een drama.
Op de academie had ik nooit geschilderd of me bekommerd om kleur. En kleur is
een gecompliceerd iets, dat kun je niet zo maar. Toch heb ik ervaren dat je af
en toe het roer moet durven omgooien als je fris en geïnspireerd wilt blijven.
Na jaren geëtst te hebben was ik wel flauw van dat gepriegel en gekrioel van
lijntjes. Ik wou een soort rust in mijn werk.
Op een opening in Utrecht zei iemand eens tegen mij: \u201cJe werk is zo
vitaal en dynamisch, bijna agressief. Maar dit soort dingen maak je over een
aantal jaren niet meer.\u201d Hij heeft gelijk gekregen. Als je ouder wordt wil
je ook wel eens iets maken waarin stilte is. Dat kan met olieverf, want je kunt
heel mooi vlakken schilderen die, naast de dynamiek, voor de rust in een werk
zorgen. Wat ik als eerste deed was een aantal studiereizen maken. Naar
Florence, Parijs, New York. Kijken naar de oude meesters. Koortsachtig liep ik
door het Louvre, naar Van Gogh, Chardin, Corot. Alles zoog ik in me op, vooral
kleur.'
'Toen ik daadwerkelijk begon met schilderen wist ik een ding zeker: ik zou niet
de zoveelste neo-impressionist worden. Ik ambieerde de diepte van de 17e-eeuwse
meesters. Veel hedendaagse schilders gebruiken kleuren die meteen moeten
verleiden. Een blauw tegen een fel rood. Het Jan Cremer-palet dat
alomtegenwoordig is. Ik hou van kleuren die een mysterie in zich dragen. Die
zachte kleurovergangen van een schilder als Claesz Heda ontroeren me enorm.
Voor mij moet een goed schilderij een stemming oproepen.
In de 20ste eeuw is een schilderij een concept geworden, een illustratie van
een idee. Ik wil dat een schilderij weer een ervaring wordt. Een schilderij
moet leven. Je zintuigen beroeren. Als je naar een schilderij van
kastanjes kijkt, moet je de herfst kunnen ruiken. Om aan mijn eigen maatstaven
te voldoen, moest ik er dus zelf flink aan geloven. Wel honderden studies heb
ik gemaakt. Steeds onderzoek je weer iets anders. Het ging er niet alleen om de
techniek onder de knie te krijgen, maar ook om een visie te ontwikkelen. Dus
onderwerpen zoeken, voorwerpen verzamelen. Zoeken naar wat bij je past. Pas dan
krijg je de magische mix tussen techniek en visie.
Eigenlijk ben ik een beetje blijven hangen in het stilleven. Het was bedoeld
als studiemateriaal, maar ik ben eraan verslaafd geraakt. Mijn werk is er
ingrijpend door veranderd: van de enormiteit van kathedralen naar de intimiteit
van drie druiven in een Chinees schaaltje. Maar de werkelijkheid fascineert
enorm; de kleur van vergeelde bladzijden, de glans van leer.
Voordat je echter een schilderij kunt maken dat echt ruimtelijk is, moet er
heel wat water naar de zee gedragen worden. Wat ik geleidelijk aan heb geleerd,
is dat je bepaalde wetten in het schilderen niet aan je laars kunt lappen.
Juist om je eigen persoonlijkheid uit te drukken, moet je een aantal algemeen
geldende regels begrijpen. Vaak zijn hedendaagse schilders te snel eigenwijs,
dan zie je steeds dezelfde eenvormigheid. Toen ik op een tentoonstelling van de
Koninklijke Subsidie het zaakje eens door mijn oogharen bekeek, zag ik allemaal
bruinige vlakken aan de muren. Terwijl die schilders juist zo bezig waren met
hun eigen ik in hun schilderijen te stoppen. Maar als je naar
Terborch, Van Mieris of Vermeer kijkt, haal je ze toch zo uit elkaar. Terwijl
ze van dezelfde schemas en themas uitgaan. Fascinerend toch? Zo
ontstaan er ook vanzelf Simeon Nijenhuis schilderijen. Ik bekommer me er niet
om, ga niet speciaal een uniciteitskoers varen.
Ik vind het juist leuk om aan de slag te gaan met themas die ik her en
der in de schilderkunst tegenkom. Schilderde Floris Verster een kom in 1900,
Dick Ket schilderde hem in 1930, Jan van Tongeren in 1960 en ik schilder hem
nu.
Dat geeft me een goed gevoel. Kunst is ook een beetje folklore. Voor iemand als
ik, geboren in 69, is origineel willen zijn, vragen om neurotisch
gefröbel. Wat je dan krijgt is allerlei vergezochte onzin. We willen allemaal
zo graag uniek zijn, maar we lijken ook erg op elkaar. Kunst gaat in mijn ogen
meer over wat ons bindt dan over wat ons scheidt.
Inmiddels ben ik lekker op dreef met schilderen. Ik krijg steeds meer vaart en
ruimtelijkheid in de schilderijen. En ik leer iedere dag weer wat.
Bron: https://www.simeonnijenhuis.nl
|