
WILL EGGEN

Will Eggen
Een bloemlezing uit recenties en inleidingen...
"....Willem Hendrik Eggen werd op 23 oktober 1935 te Heerlen geboren. Tot 1977 genoot hij ten onrechte nog geen provinciale of zelfs nationale faam als kunstschilder. Meer speciaal dan als schilder van complexe stillevens en portretten. Nee, het is in het geval Will Eggen de kunstenaar zelf geweest, die tot dan vrijwel anoniem heeft willen werken, omdat hij na zijn afstuderen koos voor een functie in het onderwijs en daarin te Venlo een overdrukke werkkring vond. Dat ten onrechte ligt dit keer eens niet aan het publiek, zoals dat zo vaak het geval is en in het bijzonder als het om kunstvernieuwers gaat. Hij is in artistiek opzicht een voortzetter, een zeer bewuste voortzetter, van de Limburgse traditie die met Jonkheer Robert Graafland aanving. Gezien in dat licht is hij bezorgd om het teloorgaan van het vakmanschap, dat aan de basis moet liggen van elk artistiek pogen. Uit gesprekken die ik in de voorbije jaren met hem mocht hebben, bleek dat hij zo lang bewust buiten de schijnwerpers is willen blijven, omdat het klimaat in de kunstwereld van de jaren zestig niet strookte met zijn persoonlijke opvattingen over kunst. Het experiment en het "het-nieuwe-om-het-nieuwe" krijgt in de kunst van de late vijftiger en van de zestiger jaren de exclusieve aandacht. En deze houding wordt in amper twee decennia zover doorgedreven dat het zelfs niet meer nodig wordt geacht het kunstwerk uit te voeren. De omschrijving alleen is al voldoende. De conceptual art is geboren en de kunst wordt op losse schroeven gezet!...."
"....Ik reken hem tot wat wel eens, meestal schuchter, genoemd wordt De Maastrichtse School en in die zin is hij misschien wel het meest getrouw aan wat de in ons gewest terecht befaamde tandem Koolen-Gorissen heeft aangedragen. Als dan De Maastrichtse School verwant is aan een andere, dan is het zeker de Haarlemse schilderkunst die is opgebloeid in het atelier van de van Maastrichtse afkomst zijnde Henri Fréderique Boot die befaamd is om zijn stillevens en portretten én!..........als leermeester van de grootste stilleven-schilder van onze tijd: Kees Verwey. Het licht speelt in het werk van deze meesters van het Neo-Impressionisme een overheersende rol; het diffuse spel rond de uitgestalde voorwerpen of de contouren van het model. Dit is ook zo bij Will Eggen, echter zijn coloriet is zuidelijker, warmer. Die zuidelijke geaardheid is trouwens ook af te leiden uit de componenten, waaruit hij zijn stillevens samenstelt. Putti en blaasinstrumenten komt u bij de Haarlemmers niet tegen...."
Lei Alberigs, directeur van het Museum Van Bommel Van Dam in Venlo, 1977
"....Op de Maastrichtse kunstnijverheidsschool had zich destijds een groep jongeren verzameld rondom de bezielende didacticus en schilder Harry Koolen. Het is voornamelijk aan deze Harry Koolen te danken dat mensen als Jos Muris, Patrick Creyghton, Pierre Janssen, Jan Van Helden, Sjef Hutschemakers en nu ook Will Eggen een artistieke carrière konden beginnen. Te weinig erkenning viel Koolen, en met hem deze Maastrichtse kunstacademie ten deel; te veel werd het oog op het westen gericht waar het modernisme hoogtij vierde, waar men stunts verzon en publiciteit kreeg. Feit is wel, dat het Harry Koolen was die Eggen en anderen de liefde bijbracht voor het licht, voor de kleuren en hun toonwaarden, die zich nimmer opdrong maar, ieder in zijn waarde latend, aanstuurde op een individuele ontplooiing van iemands beeldende kwaliteiten. Het was tenslotte Koolen die reeds vroeg begreep dat Eggen, begiftigd met een uiterst gevoelig waarnemingsvermogen, zich het beste in de realistische richting kon ontplooien en hem daarin dan ook tenvolle steunde. Hoewel het eigenlijk niet de bedoeling was, kwam Eggen via de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten te Den Haag, waar hij o.a. les kreeg van de schilder/graficus Co Westerik, in 1960 in het onderwijs terecht als leraar tekenen aan het toenmalige Lyceum voor meisjes 'Marianum' te Venlo...."
"....Geconfronteerd met het werk van Will Eggen valt het wellicht op, dat sommige van zijn stillevens zeer ingetogen, zelfs bedachtzaam van toon zijn geschilderd. Ze ademen een stilte die aansluit bij de traditie van Boot en Verwey, terwijl andere doeken opvallen door een feller kleurgebruik, een wat zwieriger toon. Typerend voor Eggen lijkt mij enerzijds de ingetogenheid, het sfeervolle, de eenheid van gemoedstemming; anderzijds het vitale, het hartstochtelijke dat door die ingetogenheid heen breekt...."
Koos Berghs, Neerlandicus en cultuurhistoricus, 1979
"....Will Eggen is een schilder die zijn métier beheerst. Zijn kracht en liefde liggen duidelijk bij het stilleven. Dit stouwt hij zo vol met voorwerpen dat een vergelijking met Kees Verwey zich opdringt. Verwey vindt zijn inspiratie in zijn roemruchte atelier. Eggen moet een schuur hebben waar hij ploegen, petroleumblikken, zaaimachines, emmers, oude kannen en wat dies meer zij, uitzoekt om model te staan...."
Lies van Moorsel, kunstcritica, 1979
"....In zijn stillevens, die een uitzonderlijk coloriet kennen, omringt Will Eggen zich met verloren gewaande voorwerpen, zoals flessen, kommem, kannen, muziekinstrumenten, een oude pop, vazen en droogboeketten. Hij speelt daarin met het licht als een oude meester en geeft aan het rijke verleden van zijn voorwerpen nieuwe glans en tegelijk nieuw leven...."
Theo Pasing, kunstcriticus, 1982
"....Het stilleven heeft zijn grote liefde; het stilleven is zijn sterkte; het gaat bij Will Eggen leven!. Zijn atelier is in al zijn orde en regelmaat, bijna een uitdragerswinkel: potten, pannen, flessen, speelgoeddieren, bloemboeketten, emmers, vergieten, droogboeketten in alle maten, vormen, kleuren en kwaliteiten staan, liggen en hangen in zijn atelier. In een hoek een opgesteld stilleven dat op het doek nog moet gaan leven, want dat doen de stillevens van Will Eggen. Ze gaan leven in hun schakeringen, in hun kleur, in hun variëteit en in hun licht. Zij komen ons nader; zij brengen sfeer; zij brengen huiselijkheid; zij brengen rust. En is rust en vrede niet iets wat wij allen horen na te streven?...."
"....Op de Maastrichtse Stadsacademie, toen nog Kunstnijverheidsschool, kreeg hij tezamen met generatiegenoten les van Willy Gorissen en Harry Koolen. Mensen, die als docent aan de Stadsacademie velen het "vak" hebben bijgebracht. Nu nog spreekt Will Eggen met eerbied over die periode, vooral - in bijna lyrische termen - over Harry Koolen. Uit diezelfde "school" kwamen mensen als Ger Lataster, Lei Molin, Patrick Creighton, Jef Hutschemakers en vele anderen. Vakmensen en kunstenaars, die allen hun eigen richting zochten en die daarvoor in hun opleiding van hun leermeesters de ruimte hadden gekregen en daartoe gestimuleerd werden. Geen epigonen van de meester, maar mensen met hun persoonlijke kijk op de wereld en de kunst. Dat gold ook voor Will Eggen. Hij was, en is dat nu nog, een waarnemer die goed kijkt en blijft kijken en tenslotte zijn waarneming in kleur, in licht, in compositie vertaalt. Minutieus en met oog voor het kleinste detail. Het "realisme" in de meest directe betekenis. En dat in een tijd, dat het realisme in het verdomhoekje staat en abstractie hoogtij viert. De kunstenaar Will Eggen is niet in een stroming te plaatsen. Hij is zichzelf. Het vakmanschap als waarnemer en tekenaar toont Will Eggen in zijn tekeningen, zijn studies en in zijn schilderijen van het Kooikerhondje, zijn ateliergezel. Kleinschalig en verfijnd. Alléén slapend heeft hij hem kunnen treffen als één van zijn stillevens. Hier is ook zichtbaar hoe een werk van Will Eggen tot stand komt. Een zoeken naar de juiste compositie, de juiste tonaliteit, de juiste lijnen, de juiste diepte, het juiste detail. Hij is geen schilder van het grote gebaar, die als het ware uit de losse pols zijn kunstwerken laat ontstaan. Will Eggen schildert als voorheen poppenwagens, speelgoeddieren, kinderfietsjes, lappenpoppen, muziekinstrumenten, potten, pannen, flessen en - niet te vergeten - carrouselpaarden. Voorwerpen die in zijn atelier te vinden zijn, die hij als vertrouwde inspiratiebron dagelijks om zich heen moet hebben, net als het rondscharrelende Kooikerhondje.
Math Schmeitz, directeur van het Cultureel Centrum in Kerkrade, 1984
"....De kunstenaar is een vakman en Will Eggen is een van die steeds zeldzamer wordende verschijnselen, die hoge waarde hechten aan het vakmanschap in de kunst. Hij is niet iemand die een emotionele opwelling, of wat daarvoor door moet gaan, uitleeft, het vervolgens Kunst noemt en verder niets liever wil dat anderen het met hem eens zijn. Maar iemand die emotioneel geroerd is en er vervolgens professioneel gestalte aan geeft op een manier, zoals hij dat alleen maar kan en die hem daarom onderscheidt van zijn collega's in de kunst. Meer dan eens is door anderen vóór mij de parallel getrokken tussen Will Eggen en de grote hedendaagse meester die Kees Verwey is. Nog méér dan Eggen is Verwey een kunstenaar die de inspiratie voor zijn stillevens opdoet in zijn onnavolgbare atelieropstellingen. De gelijkenissen tussen beiden zijn dan ook vaak evident, doch de verschillen en daardoor de eigenheiden zijn groter en duidelijk herkenbaar. Dát lijkt mij een gróter compliment. Kunstenaars dienen beoordeeld te worden op de facetten waarin ze van elkaar verschillen; niet op de gelijkenissen en de overeenkomsten met elkaar...."
Winus de Rouw, hoofdredacteur van het Limburgs Dagblad, 1984
"....Naar een vol, rijk gecomponeerd, in licht getooid, met subtiele intimistische verbindingen tot een harmonie geschapen schilderij van Will Eggen kijken, wordt raken aan de broze tover van het levensgeheim...."
Paul Haimon, auteur, criticus, filosoof en beeldend kunstenaar, 1985
"....Enkele van zijn mooiste doeken hangen in de woonkamer, waaronder een monumentaal stilleven waarin invloeden van Kees Verwey. Op tafel ligt het laatste boek over deze fameuze Haarlemmer en Eggen zegt beslist: "Hij is de grootste schilder die we op het ogenblik hebben. Ik koester een mateloze bewondering voor hem. Eenmaal heb ik hem in zijn atelier mogen bezoeken. Dat was ónvergetelijk. Dát atelier; die baaierd van spullen bedekt met een laag stof van wel 40 jaar; 'n wereld op zichzelf; één reusachtig stilleven". Eggen heeft er geen moeite mee deze affiniteit onomwonden toe te geven. "Verwey is onaantastbaar. Hij heeft alles wat een schilder moet hebben. Zijn unieke opvatting over het stilleven; het brede schildersgebaar; de toon, de kleur en het beheerst aangewende licht; die enorme formaten. Ik wil het niet, maar tóch sluipt er zo nu en dan iets van zijn invloed in mijn werk. Mijn bewondering voor hem is overigens zoiets als een richtlijn. Al het andere, de opkomende en weer verdwijnende ismen, gaat aan mij voorbij. Ik voel me een schilder uit de traditie en die traditie mag niet worden afgebroken. De avant-garde moet ons laten werken en ons niet koeioneren...."
Walter de Bruyn, kunstredacteur van het Dagblad voor Noord-Limburg, 1985
"....In recensies van eerdere tentoonstellingen komen de woorden verbazing en bewondering veelvuldig voor. Die verbazing slaat duidelijk op het verrassende element bij het zien van de werkstukken van Will Eggen. Verrassing in zoverre, omdat men schilderijen van een dergelijke kwaliteit niet verwacht van een schilder die de anonimiteit tot voor kort verkoos boven een, zoals dat heet, timmeren aan de weg...."
Frans Oehlen, redacteur van de Tegelse Courant, 1985
"....Will Eggen heeft ergens gezegd: "Ik ben een schilder uit de traditie". Dat betekent enerzijds zich gevoed weten vanuit een zeer indrukwekkend verleden met de erfenis erbij. Anderzijds een uitdaging om binnen het gevoel en de overlevering van die traditie toch zichzelf te blijven, origineel en eenmalig, met de intentie een bijdrage te willen leveren aan de uitbouw en de verrijking van die traditie. Hij is geboeid door de eenvoudige eerlijke schoonheid van voorwerpen om hem heen; die schoonheid wil hij gestalte geven door middel van het steeds weer opnieuw toepassen van de eeuwenoude beeldende middelen die de schilderkunst per traditie te bieden heeft: kleur, kleurtonen, kleurschakeringen, kleurwaarden, lichte en donker, schaduw, vorm, ruimte, structuur, stofuitdrukking......, die hij beheerst en doeltreffend weet samen te voegen, te componeren tot een geheel. Voorwaar een rijke traditie van waaruit Will Eggen werkt, maar dat niet alleen; ook een bijdrage en een verdieping van die traditie, gedragen door een zich verder ontwikkelend kunstenaarschap met een grote aandacht voor de ambachtelijke aspecten van het métier.
Harry Vriens, docent Beeldend Vormen aan het Collegium Marianum in Venlo, 1985
"....Een schilder van stillevens kun je bij een bezoek aan het NOS-omroepkwartier natuurlijk een rondgang door het decor-centrum en de rekwisieten-magazijnen niet onthouden. Ik heb zelden iemand zo verlekkerd door het magazijn met de kleine rekwisieten zien rondlopen als Will Eggen op de 27ste maart van dit jaar (1985). Hij zoog de inspiratie op en werd er steeds stiller van. Hij zou er dagen willen doorbrengen en er wellicht zijn atelier van willen maken. De ordelijke opstelling komt hem bekend voor. Zijn atelier in Tegelen kent diezelfde ordening. Het enige verschil is, dat hij de registratie van zijn verzameling nog niet heeft geautomatiseerd. Maar ordelijk en net is het. Ik heb vaker ateliers gezien (in mijn studentenjaren mocht ik bv. meerdere malen verkeren in het atelier van Charles Eyck), maar zo netjes nog nooit. Will Eggen is dan ook niet het type kunstenaar dat wordt geëtaleerd in de TROS-serie De dochter van Mistral. Will Eggen is een kunstenaar met een stropdas, een vakman, een ambachtsman. En dat is ook wat hij nastreeft. Zelf noemt hij dat: "De intrinsieke schoonheid van eenvoudige dingen verduidelijken in goed geborstelde en ambachtelijke schilderijen". Hij is overigens als kunstenaar naar buiten getreden in 1979. Een laatbloeier dus. Tot dat tijdstip heeft hij zijn aandacht vooral gegeven als leraar aan leerlingen van een middelbare school in Venlo. Hij heeft het afbraakproces van de artistiek-creatieve vakken binnen deze onderwijsvorm aan den lijve ervaren. Hij heeft ermee geworsteld en is als gaaf kunstenaar boven gekomen...."
Albert de Rouw, secretaris directie facilitair bedrijf NOS in Hilversum, 1985
"....Will Eggen heeft zich jarenlang opgesloten in zijn atelier. Hij zag op tegen de confrontatie met de harde, woelige buitenwereld en het was hem voldoende voor zichzelf rust en zekerheid te zoeken in zijn stillevens. Ik vind dat het meest boeiende in zijn werk: de schilder die de turbulentie in de buitenwereld, zijn verwarring en onzekerheid over al die stromingen, ontwikkelingen en 'ismen' (en misschien ook wel zijn ongenoegen daarover) tracht te verwerken en in zijn greep te krijgen. Niet voor niets zijn z'n stillevens zo vol verschillende en contrasterende elementen. En ook niet voor niets zijn zelfs zijn portretten - hoe bekwaam en liefdevol ook geportretteerd - eigenlijk stillevens. En boeiend is ook, ondanks de traditionaliteit van het onderwerp en het zeer bewust vasthouden aan het gedegen handwerk, hierin een onmiskenbare ontwikkeling waar te nemen. Met het werk van Will Eggen hebben wij te maken met een bloem van de species der laatbloeiers. Gestart in de herfst, de strenge winter en de gure lente waardig overleefd, kondigt zich nu de voorzomer aan en het zal mij niet verbazen als we in zijn toekomstige werk in toenemende mate lichtere tinten zijn schilderijen zullen zien binnen-stromen, wellicht gepaard gaande met een versobering in zijn onderwerpen: de volle bloei moet nog komen en zál nog komen...."
Karel Majoor, voorzitter van de Culturele Raad in Limburg, 1986
"....Nach Plato leben die Menschen wie in einer Höhle. Sie blicken nicht zum lichten Eingang hinauf, sondern auf die gegenüberliegende Wand, auf der die Schatten der Dinge gaukeln. Mithin sehen sie nicht die Dinge selbst. Nur einige befreien sich von diesen Fesseln und steigen zum Licht empor. Nun sehen sie die Einzelheiten, den Zusammenhang und die Schönheit der Dinge im Licht. Zu denen, die sich befreiten, gehört Will Eggen...."
Prof. Dr.-Ing. Karl Kutsch, hoogleraar aan de Technische Hogeschool in Aken, 1986
"....Bij de Kunstnijverheidsschool die onder Postmes en Later Jef Scheffers tot een vrije academie was geëmancipeerd, daar heeft Will Eggen de basis van zijn kunstenaarschap liggen en dat is goed te zien. Doch vanuit die basis, misschien wel na jaren leraarschap, is hij uitgegroeid tot een uniek vormgever; de noodzaak, de kracht van het moeten schilderen is te voelen. Het is prachtig, kleurrijk en belangrijk werk; en eerlijk bovenal!. Will Eggen vertegenwoordigt, ook nu nog, de vrije Limburgse schilderkunst, naar op vele plaatsen te beluisteren is, onder de bezielende kracht van zijn vrouw Anny...."
Nans Bögels-Beersma, modeontwerpster en docent aan de Kunstnijverheidsschool in Maastricht, 1990
Bron: Will Eggen
|